Over de Toeslagenaffaire en een moedige rechter
Ditmaal geen bericht over aanbestedings- of bouwrecht, maar iets heel anders. Na de Toeslagenaffaire weten we dat bij veel mensen ten onrechte bedragen zijn teruggevorderd door de Belastingdienst. En dat veel mensen als gevolg hiervan in een problematische schuldsituatie zijn terechtgekomen. De Wet Hersteloperatie toeslagen (Wht) is bedoeld om deze mensen tegemoet te komen. Kort samengevat: schulden die als gevolg van onrechtmatige invordering zijn ontstaan, worden door de overheid overgenomen. Maar ook hier moet soms de rechter aan te pas komen, ondervond recent een vrouw.
Geen akte, geen overname
Deze vrouw had vanwege de onrechtmatige invordering geld geleend bij drie mensen, onder wie haar vader. Het ging om tweemaal € 3.000,- en eenmaal € 6.000,-. Alles was keurig vastgelegd in schriftelijke overeenkomsten. Maar dan komt het: in de Wht staat dat schulden alleen worden overgenomen als ze zijn vastgelegd in een notariële akte. Dat de mevrouw dit niet wist toen ze de leningen aanging, dat ze geen geld had voor een notaris en dat wel bewezen was dat het geld geleend was, maakte daarbij niet uit. Geen notariële akte betekent geen schuldoverneming, aldus het Ministerie. En dus volgde een procedure.
Moedige rechter
En dan is er een rechter uit Amsterdam die zegt dat de wet inderdaad duidelijk is. En dat op grond van de Wht mevrouw ongelijk heeft. Geen notariële akte, betekent geen schuldovername. De rechter geeft mevrouw echter gelijk. Want inhoudelijk is er geen enkele discussie over de noodzaak van de lening én het feit dat de lening is gesloten. De rechter wijkt daarmee bewust af van de wet en de lijn in de jurisprudentie en motiveert dat zo mooi, dat ik het citeer:
De rechtbank merkt ten slotte op dat zij zich realiseert dat zij met deze uitspraak afwijkt van de huidige lijn van de jurisprudentie en regelgeving. De rechtbank staat echter volledig achter deze uitspraak en wil hiermee ook een signaal afgeven. De Toeslagenaffaire moet de rechtspraak juist hebben geleerd niet altijd blind te varen op en te verwijzen naar eerder gedane uitspraken en de wet. Het recht wordt immers niet alleen bepaald door jurisprudentie en de wet, maar ook door de rechtsbronnen van de wetenschap en gewoonte, waaronder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het is daarom aan de rechtspraak om oog te blijven houden voor de menselijke maat, juist in zaken waarin men al zoveel onrecht heeft moeten doorstaan.
Deze uitspraak laat zien dat het de moeite loont om naar de rechter te gaan, zeker met dit soort rechters.